Varia (06)
Frank van Halem
In de vorige aflevering had ik het al beloofd, de uitsmijter wordt een verhandeling over het winnen van een gewonnen partij. We kennen allemaal de frustratie van het niet winnen van een partij waarin je objectief bezien gewonnen staat.
In deze aflevering ga ik geen frustraties aanwakkeren maar u troosten met het feit dat dit alles ons, maar ook 'de reuzen in het schaakspel' overkomt.
Geniet van onderstaand verhaal van de heer Marwitz en doe er, als zoiets bij u op het bord gebeurt, er uw voordeel mee!
Eerst de amateur en daarna de grootmeester.
Over het winnen van een gewonnen partij ...
'Het zijn de vergissingen en de fouten, die het schaakspel zo interessant maken', heeft een filosofische grootmeester eens gezegd. Kennelijk had hij, toen hij dat zei, juist de teleurstelling (en woede?!) verwerkt over een weggegeven partij, die hij eigenlijk had moeten winnen. Want ook grootmeesters kennen het probleem: hoe een ‘gewonnen partij’ in winst om te zetten? Daarvan deze keer 2 voorbeelden.
Stelling 1
Stelling
1 kwam voor in een partij tussen twee amateurs – competitiespelers. Zwart meende
– m.i. terecht – dat hij uitstekende winstkansen had: wits brutale pion op b5
gaat natuurlijk (!?) verloren en de zwarte koning staat voor het daarna volgende
eindspel met een pion meer gunstiger dan zijn opponent.
Ietwat zorgeloos speelde zwart: 1…., Kc6. Veel sterker was 1…., Tb8 geweest, want na de koningszet krijgt wit tegenkansen: 2. b7! Als zwart nu op b7 neemt, krijgt wit met 3. Pc5+ compensatie, omdat zwarts pion e6 sneuvelt. Na 2…., e5 kan wit 3. Tc1+ spelen, met als vervolt Kxb7, 4. Tc4, a5 5. Tc5, maar ook is er de aardige mogelijkheid: 3. Pc5 (!), wat berust op de toevalligheid, dat Kxc5 beantwoordt kan worden met 4. Tc1+ en 5. Tc8! Zwart koos na lang nadenken (zijn zwakke beginzet is niet meer te herstellen…) voor 2….., Tb8. Wit speelde toen 3. Tc1+ wat zwart beantwoordde met 3….., Kb5. Op het voor de hand liggende 4. Pc5 volgde toen 4…., Pc3?! Het is duidelijk: zwart kan zich er niet bij neerleggen dat hij de winst eigenlijk al heeft verspeeld. En dat verleidt hem tot een actie die er niet gezond uit ziet….. ”Natuurlijk moet wit nemen: 5. bxc3”, zal zwart gedacht hebben. Maar wit speelde: 5. Pxe6. Nu moet zwart zijn paard redden. Hij nam op a2: 5…., Pxa2, maar daar staat P wat afzijdig…
Met de zet 6. Pd4+ kwam wit na 6…, Kb6 7 Ta1, b3 8 Pxb3, Pb4 9. Pa5 in een stelling die beslist méér dan houdbaar is. Zwart had blijkbaar nog even tijd nodig om in te zien dat remise voor hem het hoogst bereikbare was geworden en speelde (tijdnood?): 9…., Kc5? Wat er toen volgde is hem lang bijgebleven…: 10. Tc1+, Kb6(!) 11, Tc8, Ka7 12. Ke2! Een complete dwangstelling!! Geen der zwarte officieren kan meer zetten (kwaliteitsverlies) en zwarte pionzetten raken spoedig op….Het kan verkeren, ook in het schaken!
Nog even alles op een rijtje:
Stelling 2
Stelling 2 komt uit een partij tussen 2 grootmeesters (Grünfeld en Sämisch). Wit
aan zet in een gewonnen positie, want de promotie van zijn d-pion kan alleen
door opoffering van materiaal verhinderd worden. “Dus”…..?!....:
Grünfeld speelde 1. Te8+. Die T mag niet worden genomen wegens 2. d7+ gevolgd door 3. dxe8D+ en wint. Wat de witspeler niet gezien had, was dat zwart na 1….., Kb7! 2. d7 met 2…Tg2+ 3. Kh1, Pf5! Een gruwelijke matdreiging kon creëren (Pg3). Gelukkig voor hem kon hij door 4. Tb8+, Ka7! 5. Ta8+ met zijn T eeuwig schaak houden (die T mag zwart niet nemen wegens d8D+), en nog een half punt redden. Dat had een héél punt kunnen zijn!
Ziet U hoe??
Na 1. d7+ kan de zwarte koning niet naar b7 (d8!), en dan is na 1…, Kc7 de zet 2. Te8 dodelijk, omdat wit’s d-pion met schaak dreigt te promoveren en zwart met zijn tegenactie dus één zet te laat komt….!
(2 februari 1988), J.H. Marwitz.
Hiermee ben ik aan het slot gekomen van 39 afleveringen van de lessen van de heer Marwitz die ik nog op de plank had liggen.
Van harte hoop ik dat u er van hebt genoten. Doe er verder uw voordeel mee!
Dank voor de aandacht.
Frank van Halem, 5 april 2022.